Middelen testen
De grondlegger van de homeopathie, Samuel Hahnemann, was niet alleen arts, scheikundige en taalkundige maar bovenal wetenschapper. Als arts paste hij alleen methodes toe die zich in de praktijk bewezen hadden. In zijn tijd was deze onderzoeksmethode revolutionair. De meeste artsen uit de 18e eeuw volgden klakkeloos hun leermeesters in de toepassing van – niet zelden zeer schadelijke – therapieën. Hahnemann gaf alleen middelen die hij zelf had onderzocht en waarvan hij dus uit eigen ervaring de werkzaamheid kende.
Homeopathie bestaat nu ruim 200 jaar en heeft zich in die tijd ruimschoots bewezen. In de eerste plaats door de ervaringen van duizenden homeopaten en miljoenen mensen. In Nederland gebruikt bijvoorbeeld 40% van de bevolking homeopathische middelen.
Klinisch onderzoek
Op de website van Vereniging Homeopathie zijn meerdere wetenschappelijke onderzoeken, ook met dieren, na te lezen.
Uiteraard is er tegenwoordig ook ander onderzoek dan dat van de methode Hahnemann, zoals dubbelblinde, placebo-gecontroleerde onderzoeken. Deze laatste onderzoeken waarbij niemand weet wat hij krijgt, het experimentele middel of het placebo, worden bij de beoordeling van veel medische behandelingen toegepast.
Dubbelblinde, placebo-gecontroleerde onderzoeken hebben ondertussen aangetoond dat homeopathie werkt. De werking kon niet worden toegeschreven aan het zogeheten placebo-effect, het effect dat je hebt als je een pilletje neemt waar niets inzit. Overigens hebben resultaten in de homeopathische diergeneeskunde, waar het psychologisch effect van de placebo niet werkt, dat al eerder uitgewezen.
Meta-analyses
In 1991, 1996, 1997 en 1999 zijn de resultaten gepubliceerd van meta-analyses. Deze tonen aan dat het effect van homeopathie niet uitsluitend toe te schrijven is aan placebo (zie 1, 2, 3, 4). Overigens pleiten alle onderzoekers voor verder onderzoek van goede kwaliteit.
Uit onderzoek in 2000 blijkt dat homeopathische verdunningen bij hooikoorts beter werken dan placebo (zie 5).
In 2001 verschijnt de internationale IIPCOS 1-studie naar de effecten van homeopathie bij allergie, luchtwegaandoeningen en oorklachten. Uitkomst is dat bij deze aandoeningen homeopathische behandeling tenminste even effectief is als conventionele zorg. De tevredenheid van de patiënten over de behandeling is in de homeopathisch behandelde groep groter dan in de regulier behandelde groep (zie 6).
1. Meta-analyse
Clinical trials of homeopathy
J Kleijnen., Knipschild P., ter Riet G.
British Medical Journal 1991; 302, p. 316-323.
In deze meta-analyse zijn 107 onderzoeken op kwaliteit onderzocht; 77% van deze onderzoeken bleken positief uit te vallen voor de werking van de homeopathie. Bij onderzoeken van hoge kwaliteit vallen de resultaten nog beter uit ten gunste van de homeopathie.
Conclusie: bij het merendeel van de onderzoeken bleek homeopathie beter resultaat te hebben dan placebo. Deze uitkomst zou waarschijnlijk voldoende overtuigend zijn als het zou gaan om een reguliere behandeling voor een bepaalde aandoening. Omdat de onderzoekers de werking van homeopathische middelen minder plausibel achten, vinden ze dat er meer onderzoek nodig is.
2. Meta-analyse
Critical literature review on the effectiveness of homeopathy: overview of data from homeopathic medicine trials
Boissel J.P., Cucherat M., Haugh M., Gauthier E. , Homeopathic Medicine Research Group. Report to the European. Commission, Brussels 1996, Chap.11, p.195-210.
In deze meta-analyse werden 15 studies kritisch geëvalueerd met strikt omschreven criteria. Conclusie: bewezen is dat homeopathie beter werkt dan placebo. Weinig aanwijzingen voor publication-bias. Publication-bias wil zeggen dat het resultaat van de analyse wezenlijk beïnvloed zou kunnen zijn door onderzoeken met negatief resultaat voor de homeopathie die niet zijn gepubliceerd. Dat is dus niet het geval.
3. Meta-analyse
Are the clinical effects of homeopathy placebo effects? A meta-analyses of placebo-controlled trials.
Linde K., Clausius N., Ramirez G., Melchart D., Eitel F., Hedges L.V., Jonas W.B.
The Lancet 1997; 350, p. 834-843.
Bij deze meta-analyse werden 89 studies betrokken. De onderzoekers concluderen dat de resultaten van al deze studies niet compatibel zijn met de stelling dat de klinische effecten van homeopathie uitsluitend toe te schrijven zijn aan placebo. Geen aanwijzingen voor publication-bias. Meer onderzoek is nodig.
4. Unconventional medicine, Final report of the management committee 1993-1998 European Commission, Directorate-General Science, Research and Development: COST Action B4, (EUR 18429 EN; Supplement 1999 (EUR 19110 EN).
De hypothese dat homeopathie geen effect heeft, kan worden verworpen op grond van de bestaande klinische literatuur (waaronder de eerder genoemde onderzoeken). Opnieuw pleiten er onderzoekers voor meer onderzoek.
5. Randomised controlled trial of homoeopathy versus placebo in perennial allergic rhinitis with overview of four trial series
Taylor, M., Reilly, D., Llewellyn-Jones, R., McSharry, C., Aitchison, T. Britisch Medical Journal 2000; 321 p. 4716.
Onderzoek bij 51 patiënten met hooikoorts. Conclusie: eerdere bevindingen dat homeopathische verdunningen beter werken dan placebo worden bevestigd.
Lewith e.a kon deze bevindingen niet bevestigen (BMJ 2002;324:520).
6. Homeopathy and conventional medicine – an outcome study comparing effectiveness in a primary care setting
Reilly D., Fischer M., Singh B., Haidvogel M., Heger M., Journal Alternative & Complementary Medicine (7) 2, 2001, p.149-159.
Homeopathie blijkt tenminste net zo effectief als conventionele medische zorg bij de behandeling van patiënten met bovenste en onderste luchtwegaandoeningen (incl. allergie) en oorklachten. (Onderzochte groep: 500 patiënten).
Fundamenteel onderzoek
De ‘Similia-wet’
De ‘Similia-wet’ is het principe waarop de homeopathie is gebaseerd. Het stelt dat een kleine dosis van een ziektekiem het lichaam aanzet om die ziekte te bestrijden. Nederlandse onderzoekers Van Wijk en Wiegant hebben aangetoond dat dit principe zelfs terug te vinden is bij de werking op individuele cellen!
1. Cultured mammalian cells in homeopathic research-The similia principle in self-recovery (1994) Utrecht.
van Wijk R., Wiegant F.A.C.
Nederlandse samenvatting in: ‘Het similia-principe, de hoeksteen van de homeopathie’, Uitgeverij Homeovisie, 2000
Een belangrijke doelstelling van dit onderzoek is om aanknopingspunten te vinden tussen het onderzoek naar homeopathische uitgangspunten en het biomedisch wetenschappelijk onderzoek. In dit rapport is de fundamentele basis van de homeopathie, het similia-principe in relatie tot herstel, onderwerp geweest van onderzoek.
Dit onderzoek toont aan dat zelfherstel op cellulair niveau wordt gestimuleerd door lage doses van bedreigende condities die volgens het similia-principe werden toegepast. Daarmee is een belangrijke aanzet geleverd voor een onderbouwing van de herstelmechanismen die ten grondslag liggen aan het similia-principe.
Onderzoek met hoge potenties
Fundamenteel onderzoek heeft aangetoond dat middelen die zo vaak zijn verdund dat sommigen denken dat er “niets” meer inzit, toch werkzaam blijken te zijn. Dit betekent een doorbraak.
In 1994 is een onderzoek naar het gelijksoortigheidsbeginsel gepubliceerd, het principe van de homeopathische geneeskunde. Het onderzoek is uitgevoerd op het niveau van de cellen in het lichaam, onder andere door twee Nederlandse celbiologen, zowel met hoge als met lage verdunningen. Het gelijk van het gelijksoortigheidsbeginsel wordt herhaaldelijk bevestigd
(zie 1 ).
In 1999, 2000 en 2001 wordt in onderzoeken de biologische werkzaamheid van hoge verdunningen bij herhaling bewezen. Wetenschappers pleiten voor verder onderzoek naar de verklaring van de activiteit van deze verdunningen (zie 2,3,4).
De groep van Madeleine Bastide (universiteit van Montpellier) heeft een onderzoekslijn opgezet op immunologisch gebied. (zie 5).
1.Critical review and meta-analysis of serial agitated dilutions in experimental toxicology
Linde K. et al.
Human and experimental toxicology 1994; 13: p.481-92. Overzichtsartikel van onderzoeken met (homeopathische) verdunningen.
Linde en de zijnen onderzochten de literatuur of intoxicatie door een bepaalde stof tegengegaan kan worden door toediening van een homeopathische oplossing (gepotentieerd) van diezelfde stof. De auteurs geven aan dat het in dit veld tot dan toe gepubliceerde onderzoek nog geen definitief uitsluitsel geeft. Desondanks zijn er voldoende aanwijzingen om verder te onderzoeken of gepotentieerde oplossingen bescherming bieden tegen intoxicatie.
2. Inhibition of human basophil degrenualtion by successive histamine dilutions: results of a European Multicentral trial
Belon F. , Cumps J., Ennis M., Mannaioni P.F., Sainte-Laudy J., Robertfroid M., Wiegant F.A.C.. Inflammation research 48, Supplement 1 (1999) S 17-S 18.
Onderzoek naar de biologische werkzaamheid van hoge verdunningen in vitro. (In laboratorium- situatie, op celniveau). In 1999 wordt in 3 van de 4 laboratoria de uitkomst bevestigd dat histamine in hoge verdunningen (100 tot de 15e en hoger) een remmend effect heeft op de degranulatie (= uiteenvallen van de cel met vrijkomen van bepaalde inhoudsstoffen die een rol spelen bij allergische reacties) van basofiele granulocyten (gespecialiseerde witte bloedlichaampjes) ten gevolge van anti-IgE (antistoffen die deze degranulatie kunnen veroorzaken). Dit onderzoek is een verfijning van een eerder onderzoek van Benveniste uit 1988.
Dit eerdere onderzoek van Benveniste bracht toentertijd de wetenschappelijke wereld in rep en roer: verdunningen waarvan de aanwezigheid van homeopathische grondstoffen niet meer aangetoond konden worden, bleken toch een biologisch effect te hebben! Een aantal gezaghebbende wetenschappers beschuldigden Benveniste openlijk van bedrog. Hierdoor werd Benveniste – die op immunologisch gebied een wereldnaam had opgebouwd – verguisd. Helaas heeft de wetenschappelijke wereld hem tot op heden nog niet gerehabiliteerd – wat verwacht zou mogen worden na de publicatie van de resultaten van het latere onderzoek van Belon e.a.
3. Flow-cytometric analysis of basophil activation: inhibition by histamine at conventional and homeopathic concentrations
Brown V. en Ennis M.
Inflammation research 50, Supplement 2 (2001) S 47-S 48
Vergelijkbaar met onderzoek (9) uit 1999, echter met een objectievere (niet-handmatige) telmethode uitgevoerd, de zgn. flow cytometrie. Conclusie: de resultaten bevestigen de biologische werkzaamheid van hoge verdunningen en komen overeen met resultaten van vergelijkbare onderzoeken. Ook nu concluderen de onderzoekers dat de onderliggende mechanismen die de werking verklaren nog onbekend zijn en dat er dus verder laboratoriumonderzoek nodig is.
4. Jonas W., Lin Yu, Tortella F. Neuroprotection from glutamate toxicity with ultra-low dose glutamate. NeuroReport 12:335-339, 2001.
Blootstelling van zenuwcellen aan ultra-lage doses glutamaat hebben een beschermend effect bij latere blootstelling aan toxische doses glutamaat (een chemische verbinding). Groei en herstel van cellen worden hierdoor gestimuleerd.
5. Immunologisch onderzoek
De groep van Madeleine Bastide (universiteit van Montpellier) heeft een onderzoekslijn opgezet. In diermodellen zijn de effecten van dynamisaties (potenties, trapsgewijs verdunde en bij elke trap geschudde oplossingen) van immuunstoffen getest. Het blijkt dat de effecten van dynamisaties duidelijk meetbaar zijn en verschillen van controleoplossingen en controle groepen.
Zowel immuunreacties als endocrinologische mechanismen blijken te beïnvloeden door dynamisaties; dit geeft inzicht in het aangrijpingspunt van homeopathie in het menselijk lichaam. Humaan fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld naar de relatie tussen immunologie en klinische effecten, wordt nu als volgende stap voorbereid door nieuwe laboratoriumtechnieken (PCR methode) en immunogenetische innovaties na het Human Genome Project.
Het ‘geheugen’ van water
Een aantal universitaire onderzoeksgroepen heeft de structuur van water onderzocht; watermoleculen hebben een bipolaire structuur (een min- en een plus-pool) en de polen vormen via waterstof-zuurstofbruggen (verbindingen tussen waterstof-atomen en zuurstof-atomen) clusters oftewel klontering van watermoleculen.
Krachtig schudden stimuleert de klontering van water, waardoor een structuur ontstaat. Als je water schudt verschuift het dynamisch evenwicht tussen vorming en afbraak van waterstof-zuurstof bruggen naar klontering.
Californische onderzoekers hebben na potentiëren (verdunnen mét schudden) van zoutoplossingen deze structuur zichtbaar gemaakt met elektronische microscopie en onderzocht met fysische meetmethodes zoals de bepaling van de lichtabsorptie en de diëlectrische constante. De waarden verschilden duidelijk met die van controle-oplossingen die verdund werden zonder te schudden; het schudden lijkt dus essentieel voor alleen verandering. Vervolgens is deze oplossing getest en nu blijkt het immuunactieve stoffen als cytokines in menselijk bloed te beïnvloeden.
Deze waterstructuur kan kennelijk informatie opslaan en vrijgeven als deze weer in contact met een biologisch systeem komt.
Thermodynamisch onderzoek in de groep fysische chemie in Napels laat vervolgens zien dat sterke chemische verbindingen deze clusterstructuur kunnen verbreken, waarbij warmte wordt afgegeven en gemeten via calorimetrie (toename van entropie). Dit is een teken van de afbraak van een hogere organisatie graad (de dynamisatie).
Het begrijpen van het werkingsmechanisme van sterk verdunde oplossingen in het menselijke lichaam hangt dus nauw samen met het voortschrijden van de kennis van water, het gebruikte oplosmiddel van homeopathische potenties.
Recent onderzoek door de Zwitserse chemicus Louis Rey toont aan dat water dat in aanraking is geweest met een bepaalde stof iets andere natuurkundige eigenschappen heeft dan gewoon water. Zelfs als de vloeistof zo sterk wordt verdund, dat er van de toegevoegde stof geen molecuul meer over kan zijn, is het effect meetbaar.
1. Femtosecond Mid-IR pump probe spectroscopy of liquid water: evidence for a two-component structure
Woutersen S, U Emmerichs, H J Bakker (1997)
Science 278:658-660
2. Anomalous state of ice Lo, Shui-Yin (1996).
Modern physics Letters B vol 10, 19:909-919
3. Physical properties of water with IE structures
Shui-Yin Lo, Angelo Lo, Li Wen Chong, Lin Tianzhang, Li Hui Hua, Xu Geng (1996).
Modern Physics Letters B vol 10, 19:921-930
4. Induction and regulation of human peripheral blood TH1-Th2 derived cytokines by IE water preparations and synergy with mitogens
Bonavida, B en X H Gan (1997)
In: S Y Lo & B Bonavida, Proceedings of the first international symposium on ‘Physical chemical and biological properties of stable water IceElectromagnetic clusters’, 167-183. World Scientific, New Jersey
5. Thermodynamics of extremely diluted aqueous solutions
Elia, Vittorio & Marcella Nicoli (1999)
Tempos in Science and Nature, Annals of the New York Academy of Sciences, vol 879: 241-247
6. Thermoluminescence of ultra-high dilutions of lithium chloride and sodium chloride
Louis Rey (2003)
Physica A: Statistical mechanics and its applications, Vol 323,
67-74, DOI 10.1016/S0378-4371(03)00047-5